ELKE DRUPPEL TELT
VAN WATERTEKORT NAAR KANSEN OM DE STAD TE ONTHARDEN
Het probleem was al nijpend, en een rist hete zomers heeft het alleen nog urgenter gemaakt: in Vlaanderen noteert het grondwaterpeil vandaag op een ongezien laag niveau. Dat is deels te wijten aan de bouwwoede van de Belg, en aan een beleid dat water vooral afvoert in plaats van opvangt. Maar stilaan beginnen de geesten te rijpen, zeker bij CORES Development. Meer ruimte voor water en groen wordt een vaste reflex bij nieuwbouwprojecten.
Het zijn cijfers die doen duizelen. Elke dag wordt in Vlaanderen het equivalent van zo’n twaalf voetbalvelden open ruimte ingenomen. Door die bijkomende verharding verdwijnt jaarlijks een kleine vierhonderd miljoen kubieke meter aan water via riolen in de rivieren, en vandaar onherroepelijk richting zee. Grosso modo komt dat neer op anderhalf keer ons jaarlijkse drinkwaterverbruik. De gevolgen zijn nefast. In tijden van droogte – met warme zomers die elkaar steeds vaker opvolgen – heerst schaarste in rivieren en in de ondergrond, waardoor de drinkwatervoorziening in het gedrang komt en landbouw en bedrijven met zware tekorten kampen. Ook de natuur kreunt: bomen sneuvelen door het aanhoudende watertekort en de biodiversiteit brokkelt verder af. In tijden van piekregens krijgen we net het omgekeerde verhaal, met overstromingen en overbelaste rioleringen tot gevolg. Het water raakt de harde, kurkdroge bodem niet in, en doordat de laatste vijf decennia 75 procent van onze ‘natte natuur’ – venen, moerassen, vochtige graslanden – teloorging, verdween kostbaar grondgebied dat eeuwenlang als natuurlijk spaarbekken had gefungeerd. Hoog tijd voor actie dus. Met de ‘Blue Deal’, een actieplan met zeventig punten om de waterschaarste aan te pakken, wil de Vlaamse overheid het probleem nu structureel aanpakken door meer in te zetten op gepast waterbeheer en infiltratie in de bodem. Daarnaast moet ook de betonstop soelaas bieden, want ontharding vormt het sleutelwoord in de strijd tegen de gevolgen van de toenemende droogte.
NATUUR IN DE HOOFDROL
Bij CORES Development rijpt dat besef al enkele jaren, vertelt landschapsarchitect Luc Wallays. “Het wordt een vaste gewoonte om ons in te schakelen van bij de aanvang van een nieuw project. Niet enkel de architecturale invulling wordt dan bekeken, ook de omgeving waarin een project wordt ingeplant. Ligt het terrein hoog of laag, is er sprake van een natte omgeving, wat is de samenstelling van de bodem? Vandaag luisteren we naar het landschap, eerder dan ertegen in te gaan. Bomen kunnen blijven staan, beekjes mogen stromen.
We brengen de kwaliteit van het terrein in kaart en stemmen de bewoning daarop af.
Het groengebied komt centraal te liggen, want hoe minder we het bestaande landschap verknippen tot kavels, hoe groter het waterbufferende vermogen en hoe hoger de ecologische waarde. Een grote sprong voorwaarts, aangezien dit soort analyses in de toekomst complicaties kunnen voorzien en vermijden. En daar heeft CORES Development uiteraard oren naar, want kwaliteitsvol wonen met zicht op groen: dat argument wint nog elke dag aan belang.”
WATERKANSEN
Dat CORES een aandachtige leerling is, bewijzen enkele projecten waarbij deze randvoorwaarden standaard in de ontwerpfase werden opgenomen. In Mol werden de oorspronkelijke plannen om de vroegere industriële site Keirlandse Zillen tot woongebied te herleiden radicaal omgegooid. Geen gebouwen in het midden, wel rond een centraal parkgebied: een mooie en vooral omvangrijke open ruimte, ideaal als fiets- en wandelverbinding tussen de stad en het buitengebied, als groen panorama vanuit de omringende bewoning én als waterafvoerkanaal, want in het park zal een grote vijver worden gegraven. Via een ondergronds buizenstelsel vangt deze het hemelwater van de omringende gebouwen op en laat het rustig insijpelen in de van nature zanderige ondergrond.
“De media hebben het meestal over de ‘waterproblematiek’,” aldus Wallays, “maar wij spreken liever over waterkansen. Op de site van de Keirlandse Zillen creëerden we een lager gelegen plek waar het water zijn natuurlijke gang zoekt. Willen we dat water zo lang mogelijk vasthouden in de ondergrond, dan stemmen we er maar beter de beplanting op af. Geen gemillimeterde biljartlakens van grasvelden, maar een mengeling van grassen, klavers en bloemen die vocht gedurende langere tijd kunnen opnemen. En bomen natuurlijk. Die zijn visueel aantrekkelijk en kunnen behoorlijk veel water absorberen: dubbele winst. Om die reden behouden we zoveel mogelijk bestaande bomen en voegen we graag extra jonge bomen toe, zodat het park een goede leeftijdsopbouw kent en niet alle bomen tegelijk binnen enkele generaties het loodje leggen. Eigenlijk is het vrij eenvoudig: we nemen de flora die van nature in Mol aanwezig is als referentie, niet de gewassen in het tuincentrum die wij ‘leuk’ vinden. Bovendien gaan we ervan uit dat in heel wat gronden een enorme zadenbank van planten verstopt zit: door ze naar boven te spitten, krijgen ze weer alle kansen om uit te groeien. Dat is de meest ecologische insteek: de natuur de nodige ruimte geven en afwachten. En ja, dat staat inderdaad haaks op de huidige drang naar instant resultaat.”
MAXIMALE INFILTRATIE
Een masterplan op maat van het omringende landschap. In Jardin G aan de Gentse stadsrand werd een parktuin aangelegd door Atelier Arne Deruyter. Die werd het kloppende hart van de wijk, een groene corridor mét waterpoel waarrond diverse appartementen en eengezinswoningen werden geschakeld. “De bodem maximaal ontvankelijk maken voor waterinfiltratie is een belangrijk aspect”, legt Thomas De Jong, Head of Development bij CORES Development uit. “Het meest dankbare is de beschikbare ruimte zoveel mogelijk teruggeven aan de natuur. De Vlaamse overheid reikt daar trouwens subsidies voor uit: wie grote oppervlakten onthardt, heeft recht op financiële ondersteuning. In die optiek werd nauwgezet onderzocht hoeveel procent verharding van de site onvermijdelijk was. Voor al de rest zochten we alternatieven: halfverharding, of verbeterde versies van dolomiet die de stabiliteit en toegankelijkheid van paden kunnen optimaliseren. Vroeger werd langs wegels doorgaans een kolk geplaatst om water op te vangen, vandaag leggen we de paden simpelweg wat hoger dan de omringende delen zodat het water op natuurlijke wijze kan weglopen.
Grasvlaktes mogen nu gerust een inzinking vertonen, het hemelvocht kan dan geleidelijk indringen. Het zijn oude inzichten, die plots weer logisch, efficiënt én zelfs goedkoper blijken. Ontwikkelaars zijn er alleszins niet rouwig om: aan verharden hangt een prijskaartje en als we dat kunnen minimaliseren, levert dat niets dan voordelen op, niet in het minst voor de bewoners. Misschien moeten we ons beeld van de ideale parktuin ook eens bijstellen. Niet de Engelse variant, met zijn gladgeschoren gazons en keurig in vorm gesnoeide hagen, wel de wat ‘wildere’ look met een grote variëteit aan planten, grassen, mossen, bloemen en struiken. De biodiversiteit en de bijtjes varen er wel bij, en we merken dat steeds meer mensen voor het idee gewonnen raken. Een strakke pelouse is niet langer de norm.”
WONEN ‘OP DE BUITEN’ IN DE STAD
De landschapscontinuïteit centraal stellen in plaats van de gebouwen. Maximaal groene corridors scheppen via een masterplan op maat van bewoners, passanten én het bestaande natuurschoon. Het is vaak nog een delicate evenwichtsoefening, maar de trendbreuk is onmiskenbaar. “Mensen willen op de buiten wonen om zich te omringen met natuurschoon”, aldus Wallays. “Laten we dat idee gewoon eens omdraaien, en het groen naar de stad halen. Ieder in zijn eigen villa is niet langer een optie, daarvoor legt de bevolkingsgroei te veel beslag op onze beperkte beschikbare ruimte. Wat wel kan: via grondruil duizenden hectaren minder goed gelegen braakliggende bouwgrond omwisselen voor percelen dichter bij bestaande woonkernen. Bossen, heide en venen krijgen dan volop ruimte om uit te breiden, terwijl als tegengewicht op gronden vlak bij dorpscentra iets hoger gebouwd mag worden. Want vergis je niet: gestapelde woonvormen zijn de toekomst. Dat hoeven niet per se overal woontorens te zijn, wel compacte constructies op menselijke schaal met een beperkt aantal bouwlagen, waarbij de verharding tot een minimum wordt herleid. Die constructies geef je een dermate hoge woonkwaliteit mee – inclusief de nabijheid van, de toegang tot en het zicht op grote parktuinen vol gevarieerd groen – dat mensen zich gecompenseerd voelen voor het feit dat ze in de stad wonen.” Besluit: door het zorgvuldig analyseren van een landschapssite breng je bewoning meer in symbiose met het beschikbare terrein. Het is een radicaal anders stedenbouwkundig verhaal: één met meer oog voor de natuur, en des te meer potentieel om toekomstige problemen het hoofd te bieden.
MARIAHOF IN ANTWERPEN
In Mariahof in Antwerpen, vlak bij de Singel, werden de plannen eveneens drastisch bijgestuurd. In plaats van drie zones te bebouwen, zoals de voorstudie toeliet, werd één zone vrij gelaten. Het bestaande terrein dat daardoor vrijkwam, werd toegevoegd aan enkele achterliggende gebieden, waardoor 11.000 m2 — aan bijkomende groenzone werd gecreëerd – het overgrote deel publieke ruimte. Ook het idee van een wadi – een infiltratievoorziening – vond vlot bijval op de site die de voorbije jaren steeds vaker met wateroverlast te maken kreeg. De bestaande riolering kon piekregens niet langer opvangen, terwijl een wadi hevige buien makkelijker kan bufferen. Op die manier worden de riolen in de toekomst ontlast en kan de grondwaterspiegel zich herstellen. Overigens hoeft méér groen niet noodzakelijk een inkrimping van het aantal wooneenheden te betekenen: ter compensatie kan meer in de hoogte en compacter worden gebouwd, inclusief extensieve groendaken die het water bufferen om het daarna te kunnen hergebruiken.